Thursday 23 September 2010

Poëzie

God zat onder de appelboom
Een mandje met lunch naast hem
Hij tastte naar de fles en dronk
En de engelen zongen: Halleluja.

Daarna floot hij en likte
Zijn vingers af en veegde
Zijn lippen schoon met een
Servet dat aan de boom hing.

Maar een stem zei: Pas op
God, dat gaat maar niet zó;
De mensen rotten als appels
En jij bent verantwoordelijk.

Of God het gehoord had of niet
Hij stak een cigaret op na
Zijn lunch, trok zijn schoenen
Uit en keek naar de boomgaard.


Hans Lodeizen